Ultieme Vrijheid
Donderdag, werkdag. In de ochtend bij mijn halfverlamde man van bijna 92 en zijn vele jaren jongere vrouw, al 8 jaar de zwaarste baan ooit uitoefenend, mantelzorger. Er is daar doorlopend stress, stress van gevangen zitten in een groot lichaam, onmacht om niet te kunnen doen wat ze willen doen. Zij is bezorgd en vol zorg, angst. Alles naast eten, ademen is al te veel. Bezorgd om hem, bezorgd om alles. Hij die al een paar nachten weer huilend wakker wordt van de nachtmerries, dat ze hem schopten en mishandelden daar in dat kamp. Zij die hem troost. Beide uitgeput, uitzichtsloos wonend aan het water. Hun gezichtsveld naar binnen.
Ik mag daar elke donderdagochtend ontzorgen. Humor en lichtheid brengen. Dat gaat vanzelf. We lachen, praten, zij huilt en lacht. De boodschappen zijn gedaan, telkens voorraden om wel drie hongerwinters door te komen. Dat is haar houvast. Nu kan het, toen niet.
In de middag kom ik bij mijn andere lieverds. Waar ik de fysieke was - en douchezorg niet meer doe. Dat geeft ruimte en rust. Ze zitten beiden op hun balkon, het ontvangst is warm. We drinken thee, haar hand in de mijne en kijken naar de reuring op het water. Hij becommentarieerd het aanleggen van de boten voor de deur. De boten varen af en aan. Vrolijkheid, luchtigheid. Ook zij komen van voor de oorlog. Bombardementen van heel dichtbij. Eten voldoende. Vele herinneringen, doch geen schrijnende. Het contrast kan haast niet groter. Een knuffel, een lach, ijs toe. Dement en dementerend en in het nu van daarstraks volmaakt vredig. Ik heb ze beide ingestopt, een aai en een zoen. Daag lieverds, tot maandag.
Buiten stap ik op mijn fiets. De lucht is warmer dan vanmiddag. Ik fiets langs de kade, de zon op mijn toet. Het vele rood, wit, blauw. De haven ligt vol, het goede buitenleven. Ik kom langs huizen waar de deuren openstaan, mensen hebben tafels en stoelen buiten gezet, eten en drinken. Kinderen spelen in hun korte broek en lachen. Ik fiets, de tranen rollen uit mijn ogen, ik adem diep in en uit. Ik zuig het lentegroen, de geur naar binnen. Mijn fietstempo is tergend langzaam, elke meter neem ik waar. De merels die me onderweg begeleiden met een volborstig concert. Ik zie het eerste fluitenkruid verschijnen.
Mijn hart, mijn hele lijf, al mijn zintuigen staan wagenwijd open. Alles stroomt, zonder dat het hoeft te bruisen. Me helder bewust van het leven wat zich voor mijn ogen ontvouwt.
Ik heb dit leven lief. Mijn ultieme Vrijheid.
Hanneke Wolff,
Stadjer van harte